(1960-1971) In 1960 heeft pater Jan van Kilsdonk sj de Amsterdamse Studentenekklesia opgericht. Pastores van deze katholieke studentenparochie werkten aan beide universiteiten van Amsterdam en op zondag hielden zij een dienst in de kapel van het Ignatius College. In de jaren 1962-1965 vond het Tweede Vaticaans Concilie plaats, een vergadering van bisschoppen in Rome, waar onder meer gesproken werd over liturgie in de volkstaal: tot dan toe was de liturgie in de katholieke kerk in het Latijn; de vraag op het concilie was of de ‘woorddienst’ (de lezingen, de preek – niet de viering van eucharistie) niet beter in de volkstaal gehouden zou kunnen worden.
In die tijd begon Huub Oosterhuis Nederlandstalige liedjes te maken, op bestaande melodieën. In de zomer van 1960 vatte hij, toen nog student in Groningen, maar wel betrokken bij de Amsterdamse Studentenekklesia, met componist/dirigent Bernard Huijbers het plan op om een Nederlandstalige adventsliturgie te maken. Die liturgie werd uitgevoerd in de Studentenekklesia en sloeg enorm aan. Oosterhuis bleef liedteksten schrijven voor de diensten in Amsterdam. Die werden langzaamaan ook elders in het land gezongen. De katholieke kerk begon bezwaar aan te tekenen, maar Van Kilsdonk kon dat nog naast zich neerleggen, tot hij in 1962 een controversiële toespraak hield in Rome, die veel stof deed opwaaien. Plotsklaps werd de Studentenekklesia landelijk bekend en het aantal bezoekers groeide: er waren drie diensten per zondag, met medewerking van drie koren.
In 1963 werd duidelijk dat er in de rooms-katholieke kerk inderdaad ruimte zou komen voor de volkstaal. De Ekklesia nam het voortouw in het ontwikkelen van Nederlandse liturgische teksten en liederen. In 1967 organiseerde de Amsterdamse Studentenekklesia een studentenconcilie – met delegaties van studentenpastores uit Nederland – over de vraag of gehuwde priesters zouden mogen voorgaan in studentenparochies. Dat terwijl een van de Amsterdamse pastores, Jos Vrijburg, zich dat jaar wilde verloven. Gesprekken met de bisschop leidden tot niets. In Januari 1969 maakte de Studentenekklesia bekend verder te gaan op de ingeslagen weg, desnoods buiten de verantwoordelijkheid van de bisschop. In oktober 1970 ging Huub Oosterhuis, inmiddels ook getrouwd, voor in de dienst en dat deed de deur dicht: formeel was er binnen de katholieke kerk geen ruimte meer voor de Amsterdamse Studentenekklesia. De Ekklesia vond gastvrijheid bij de Amstelkerk in Amsterdam en ging daar zelfstandig verder, in zogeheten ‘vrije opstelling’. … tot nu (2019)
Hoewel allang geen specifieke studentengemeente meer, bleef de naam ‘Studentenekklesia’ tot 2015 behouden. Er kwamen – en komen – immers mensen op af die iets willen leren, die aangesproken willen worden in een taal die niet dogmatisch, maar ook niet vrijblijvend is. In 2015 is ervoor gekozen om de naam te wijzigen in Ekklesia Amsterdam. In 2020 viert de Ekklesia Amsterdam haar 60-jarig bestaan. In zestig jaar heeft ze een eigen liturgische traditie opgebouwd, waarbinnen de teksten en liederen van Huub Oosterhuis het zwaartepunt vormen. Nog altijd is de relatie met de Joodse traditie van cruciaal belang in de uitleg die hier aan de bijbelse teksten wordt gegeven. Ook de bevrijdingstheologie, die in de jaren zestig en zeventig al doorklonk in de teksten en liederen uit Amsterdam, is hier nog altijd actueel: de bijbel gelezen als een politiekmaatschappelijk boek dat wil inspireren tot solidariteit en medemenselijkheid. Gewone mensen, wars van elite en machtsvertoon, toetsen hun ‘normen en waarden’ en hun politieke keuzes aan dat elementaire ideaal van een menswaardige samenleving en proberen die op kleine schaal dichterbij te brengen.
De Ekklesia Amsterdam komt qua liturgische vormgeving, maar vooral muzikaal, voort uit de katholieke traditie. Uit de protestantse traditie hebben we de aandacht voor de Schrift overgenomen. Die twee aspecten komen in de Ekklesia Amsterdam bij elkaar, maar dat is geen ‘oecumene’ in de gangbare betekenis – het is iets voorbij het onderscheid tussen katholiek en protestant, iets dat verder gaat – of je zou ook kunnen zeggen: dichter bij de oorsprong. Wij staan in een overwegend Joods-christelijke traditie. Daar hoort ook de kennisname bij van andere godsdiensten, met name de islam; het op zoek gaan naar de gedeelde wortels, idealen en (voor-)uitzichten (visioenen). De uitdaging is, te ontdekken waar je elkaar kunt vinden.
We krijgen wel eens het verwijt dat we niet christelijk zouden zijn, omdat we de bijbel in de eerste plaats als een politiek boek lezen en niet het volle gewicht leggen bij Jezus als verlosser. Maar er zijn natuurlijk allerlei gradaties in christen-zijn. We staan in ieder geval in de grote ruimte van de traditie waarin het verhaal van de bijbel doorgegeven wordt, óók het verhaal over Jezus. Velen noemen zich niet voluit christen meer, maar bijvoorbeeld ‘christen-van-huis-uit’. Zekerheden op dat vlak zijn de meesten van ons kwijtgeraakt. We zijn veeleer op zoek en beseffen dat we veel moeten leren, en dat het misschien goed is om bescheiden te zijn met het etiketteren van onszelf en anderen waar het gaat om godsdienst en levensbeschouwing.
Het liedrepertoire dat in de Ekklesia Amsterdam is ontwikkeld, wordt op heel veel plaatsen gezongen – tot in Vlaanderen, in Brugge en Lier, en in Duitsland. Met een aantal groepen is een nauwere samenwerking ontstaan. Een voorbeeld is de gemeente in Wognum, de Westfriese Ekklesia. Op verzoek van twee dominees hebben we daar een gemeente helpen opbouwen. Naast ‘eigen’ voorgangers preken er af en toe leden van ons liturgisch team. De diensten lijken sterk op die van de Ekklesia Amsterdam. In Veldhoven is ongeveer hetzelfde gebeurd, in een parochie die in de rooms-katholieke kerk staat.
Dat hoeft niet heel veel anders te zijn dan voor kinderen. Je kunt je in de Ekklesia Amsterdam ook als volwassene laten dopen, en dat gebeurt dan niet op een heel andere manier: je krijgt water over je heen gesprenkeld en er wordt een tekst speciaal voor je uitgezocht en uitgesproken. Als mensen zoeken naar een ritueel om ten overstaan van de gemeente tot uitdrukking te brengen dat zij er echt bij willen horen, dan kan daarover gepraat worden – over de vorm en welke woorden daar eventueel bij horen. Wij hebben wat dat betreft geen ‘formulieren’, bewust niet.
Voor veel ouders is de doop van hun kinderen in de Ekklesia Amsterdam een gebaar van welkom heten: ‘We zijn blij dat je er bent, en we willen dat je je opgenomen weet in een gemeenschap die groter is dan die van het gezin en de familie. We spreken de intentie uit dat we je mee willen nemen in het grote verhaal zoals dat in de ekklesia verteld, vertolkt en uitgelegd wordt. Een verhaal dat gaat over een betere wereld dan deze; over een toekomst van gerechtigheid voor alle mensen.’ Dat is uiteindelijk ook wat we bedoelen als we het hebben over God, Jezus, zonde, vergeving (‘verzoening’) en bevrijding (‘verlossing’).
Aan het dopen verbinden wij geen diepzinnige theologie. Wij zeggen ook niet dat je door gedoopt te worden iets als ‘lidmaat’ wordt van één bepaalde kerk. We verbinden aan de doop ook geen geloofsbelijdenis. Daaruit volgt niet dat we niets geloven, maar dat leggen we niet vast in één formule. We houden dat zoveel mogelijk open in het gesprek met elkaar, en er is ook alle ruimte voor twijfel, vragen en niet-weten. In de regel is er met doopouders wel een gesprek voordat zij hier komen om hun kind te laten dopen.
Je kunt lid worden van de Vereniging Ekklesia Amsterdam – die in 1981 is opgericht om de voortgang van de diensten te verzekeren – maar je hoeft geen belijdenis te doen. We gaan ervan uit dat je dan min of meer regelmatig in de dienst komt en dat je daar iets aan hebt, en dat eventueel ook doorvertelt – aan je kinderen en je kindskinderen. Je kunt wel gedoopt worden als je dat wilt.
Een ‘ekklesia’ is een ‘samenscholing’ van mensen die zich aangesproken voelen door de woorden en de inspiratie van psalmen, profetenvisioenen en evangelieverhalen. In deze wereld van vooroordelen en heersende opinies, taalverarming en welvaartspsychose, biedt het bijbelse verhaal met zijn visioen van een wereld ‘waar mensen waardig leven mogen’, een tegenkracht.
Gewone mensen, wars van elite en machtsvertoon, toetsen hun ‘normen en waarden’ en hun politieke keuzes aan dat elementaire ideaal van een menswaardige samenleving en proberen die op kleine schaal dichterbij te brengen. Ze zijn aan een nieuwe wereld begonnen, midden in de oude. Zij zoeken geestverwanten.
Sinds haar oprichting als studentengemeente, in 1960 door pater Jan van Kilsdonk, heeft de Ekklesia Amsterdam – tot 2015 onder de naam Amsterdamse Studentenekklesia – een eigen liturgische traditie opgebouwd, waarbinnen de teksten en liederen van Huub Oosterhuis het zwaartepunt vormen. Hoewel allang geen specifieke studentengemeente meer, bleef de naam ‘Studentenekklesia’ lange tijd behouden. Er kwamen en komen immers mensen op af die iets willen leren, die aangesproken willen worden in een taal die niet dogmatisch, maar ook niet vrijblijvend is.
‘Ekklesia’ kun je op gezag van de nieuwste Van Dale beschouwen als een hedendaags Nederlands woord, vrouwelijk, meervoud ecclesia’s; maar dan moet je het wel schrijven met twee c’s – niet met twee k’s. Wij schrijven het met dubbel k omdat het woord oorspronkelijk Grieks is. In de Griekse vertaling van de joodse Schrift, de Septuaginta, is ekklesia de weergave van het Hebreeuwse woord qahal, dat ‘bijeengeroepen’ betekent. De woorden qahal-ekklesia duiden niet op mensen die op eigen initiatief bij elkaar gekomen zijn en op eigen kracht bij elkaar blijven. Ze zijn bij elkaar gehááld, door een stem, woorden, een verhaal, en ze worden bijeengehouden door dat verhaal. De qahal van de ‘kinderen van Israël’, die allereerste bijeengeroepenen, werd bijeengehouden door woorden van bevrijding, een oproep tot uittocht, een verhaal over goed, wijd land. In het Griekse ekklesia klinkt het woord kalein, ‘roepen’, door, en ek betekent ‘uit’: ekklesia, dat zijn zij die ergens uit weggeroepen zijn, en ergens naar toe gaan. Het roept het beeld op van een weg die gegaan moet worden en van reisgenoten.
Het woord ‘kerk’ roept andere beelden op; een kerk staat, een ekklesia gaat.