Het laat zich verklaren door dat prachtige woordje geer, Hebreeuws voor vreemdeling én gast. Dat gaat terug, zeggen de geleerden, op de nomadentijd van het volk. In de dagen van Abraham, Izaäk en Jacob was het ontvangen van vreemdelingen een levensnoodzakelijkheid. Iemand wegsturen van de bron waarbij jij je tenten had opgeslagen, betekende dat je hem de dood instuurde. Dus de vreemdeling is je gast.